Wie niet vraagt zal niet sporen
Wie heeft oren is wie hoort
Wie spoort loopt over een koord
als danser en als dief,
lief en furtief
De passen één voor één
Met een buiging of twee
Drie maal een zucht
Met één voet in de lucht
Vier maal een gerucht
dat het vallen zal
Vijf tellen wachten
en hoepla, een val
Bevallig, slank en teer
Lieftallig als een beer
Op de grond en zonder zeer
Daar komt het op neer
Wie opstaat als een veer
toont de ruggengraat
en gaat om met de haat
die met het vallen viel
Wie dit hoort heeft geen ziel
Wie spoort loopt over een koord
als een danser en als dief, lief en furtief