Haat

Wie zit er met opgekropte haat van de ouders? Welke ouders? Die pubers die het allemaal denken te weten? Net zoals ik me voor doe? Want zo aap ik na. Dat is mij geleerd en zal ik anderen ook voorhouden. Wanneer ik een masker laat zien is dat niet om mee te doen met ons zieke gedrag. Maar ik moet het wel gebruiken aangezien het ingang bied om de trein tot stilstand te brengen. Een spiegel voor te houden. Want als stoer doen het overlevingstrucje is, wanneer ziet wie daar dan eens potverdomme doorheen? Of moet ik mijzelf de dood in alfa'en? Haantje de voorste spelen tot ik er bij neer val? Ik wordt er schijtziek van. En niemand, maar dan ook niemand begrijpt dit. Grappig hè? Want uiteindelijk zal niemand exact begrijpen wat ik denk te begrijpen. Dit kan niet. Ik zit hier. Jij zit daar. En andersom. Maar ik kan niet door jouw ogen kijken. Niet zien wat jij ziet. Nooit. Ik kan mij inleven. Doen alsof. Luisteren naar onweer. Maar mijn kijk op onweer is altijd anders dan ieder ander zijn of haar kijk op het weer dat lekker de gang gaat. Net als de zogenaamde pubers. Waarbij ik maar meespeel, want dan spreken we tenminste dezelfde taal. Al behoef ik eigenlijk alles wat voorbij gaat aan taal. Elke letter die ik schrijf is mij er één teveel. Maar ik kan niet stoppen. Mag niet stoppen. De samenleving wil niet dat ik sterf. Zowel geestelijk als lichamelijk. Wijl we het hebben over twee denkbeeldige letters die komen en gaan als pis en de maan. Hier kan ik zo godsgruwelijk pisnijdig om worden. Om een zinsbegoocheling. Niets. Bewijsloos gezever. Elke dag weer. Van mijn gebrabbel tot aan Rutte zijn gezwam. Met alle goeds, want hij doet zijn ding. Maar het werkt niet. Net als ik. Ik ben net zo arbeidsongeschikt als iedereen. Al toon ik het voorbeeld. Ik durf. Ik heb het lef. Het lef om Leffe te laten. Want alcohol, wie is daar nou van? Wie wil daar nou bij horen? Wie wil überhaupt ergens bij horen? Bij de puber? Bij je ouders? Met al wie opgekropt haat?