Waar rook is

is vuur. Zo rook ik. Het komt neus uit. Al houdt het adem vast, nog beweegt er walm door strottekop. Het is geen saffie, blunt of bats. Deze draak staat op het punt om vuur te spuwen. Woede kookt. Bereid maaltijd voor. Op menu staat Führer. Furisch en ziedend klotst gal. Het moet omhoog. Eruit. Zwart verven. Als blikken kunnen doden, krijgt armageddon groen licht. Apocalypse het teken om genade die het spaart, te verrekenen. Een nota zo hoog dat die biljoenen baby's de laatste eeuwen niets zijn in verhouding tot. Zot, opgerot. Ik rook. Het is niet heus, ook. Het houdt niets vast. Is kalm van bodem tot top. Dit is verzonnen, maffie. Wie gunt frats geen uitlaatklep? Vaak is men inborst schuwen. Wie verandert diens verval? Zijt angst vóór? Sodeju! Als huurder die geen huur betaalt kotst het tactisch doch gebiedend kwal. Met bloed en al. Laat schavuit sterven. Prik het gezwel. Boor door beuzels beton. Er is niets in verhouding tot wie eigen einde gade slaat. Duivels bebaard is teken van wie geen jota snapt. In haar is geen wijsheid te vinden. Het is dood. Van vel. Zo dik over diens kunnen als huid dun. Wie zich in kapsel herkennen zijn oenen. Wie staat in wiens schoenen? Wie niet weet hoe het stilletjes van daken is schreeuwen wat om zelfonthouding gaat, rot toch op? Ik ook. Ik rook. Wierook. Omdat roken...