De stilte die niemand had
is omgeruild voor dat
wat daarnet nog zat
met als 'n hik
een hebberig ge-ik
dat uitkraamde als een blik
wat in de fik vloog
Het is de stilte die niet bewoog
maar deze woorden die ik loog
wat ik daarnet zei
ging over mijn ge-ik
mijn hebberig uitkramen
dat als een blik
de fik in vloog
Het is niet de stilte die loog
maar dit leugen dat bewoog
om in het hoofd een geloof
uit te kramen alsof ik doof
ben voor de stilte
geloof ben voor de fik
gevlogen ben in stilte
in een geloof gevlogen ik