Met verloren blik


dacht ik dat te verliezen wat ik nooit hebben kon. Al ik verzon leek houvast; ik geloofde er in. Als geblaseerde spin ving ik vlieg; ik hield dromen over. Wijl welke wel waar werden bleken bedrog. Och, ze versperden net als mijn avonturen waarvan ik dacht dat 't wat werd, want ik verzon wat ik nooit hebben kon. Dat ik eraan begon leek het echt te bestaan, tot ik inzag dat zelfs m'n baan, m'n hart, m'n leven idee was, niet echt. Zoals je een specht kan horen tikken, zonder te geloven. Het vuur is gaan doven tussen mij en wat ik wil. Al blijft het willen hierboven, zo frappant. Met inzicht over pijn en leed is schijn nog niet aan de kant. Je zou denken dat het alles verbrandt, maar da's dus net zo'n illusie, die je liever niet tot ruzie, doopt. Dat je nog hoopt dat dit of dat gebeurt is als een kever die naar de maan loopt. Voor welke duivel koopt mijn ziel om te worden bedonderd met een deal door de hersenschim die net zo niet real is als de ziel die half de wereld tilt?